Gemeenschappelijk toezicht op sociaal beleid is in ieders belang, schrijft Adriaan Schout .
Het geloof in de Europese Commissie is misschien aangetast door overhaaste voorstellen op het gebied van de euro, of het balletje-balletje met Junckers topambtenaar Martin Selmayr, maar op het gevoelige terrein van sociaal beleid komt zij nu met een zinnig voorstel.
Regeringen, sociale partners en de meeste politici koesteren sociaal beleid – een terrein dat lonen, lasten, zekerheden en belastingen bestrijkt – als een kostbare nationale competentie. Sociaal beleid raakt het hart van wat de concurrentiekracht van een nationale economie bepaalt. Vandaar dat Europa er al decennia over spreekt, maar weinig heeft bereikt. De Commissie stelt dat naast een goed nationaal toezicht ook Europees toezicht nodig is op de uitvoering van sociale wet- en regelgeving. Ondanks alle weerstanden op dit terrein stelt zij voor om daartoe een nieuw Europees agentschap, de Europese Arbeidsautoriteit, op te richten, met een staf van 140 mensen.
De open Europese markt steunt op mobiliteit van goederen, diensten, kapitaal en arbeid. De migratiecrisis toonde dat scherper Europees toezicht op nationale douanes vereist is via Frontex, het agentschap dat Europese buitengrenzen bewaakt. Ook het vrij verkeer van personen vraagt om versterking van, en toezicht op, nationale arbeidsinspecties. De interne Europese markt, onterecht veelal een ‘vrije markt’ genoemd, kan alleen effectief zijn als er regels zijn én toezicht, inclusief Europees toezicht.
Aan het nationale toezicht op arbeidsomstandigheden en op de uitvoering van Europese regels mankeert veel. Misstanden met een grensoverschrijdende achtergrond kunnen daardoor langdurig voortbestaan. Denk aan brievenbusfirma’s die sociale afdrachten omzeilen. Als zo’n bedrijf dat Oost-Europese chauffeurs aanbiedt in het ene land wordt aangepakt, duikt het onder een andere naam in een buurland weer op. Ook hebben werknemers moeite om van hun opgebouwde rechten te genieten omdat nationale systemen niet op elkaar aansluiten en omdat animo en capaciteit om gegevens uit te wisselen onvoldoende zijn. Intussen lopen nationale inspecteurs tegen opmerkingen aan als: ‘Dat weten we niet want daar gaat ons hoofdkantoor in Bulgarije over.’ Dat hindert controles. Naarmate arbeid grensoverschrijdender wordt, neemt dit toe.
En het is meer dan een probleem van individuele werknemers die rechten verliezen of van overheden die premies en belastinginkomsten mislopen. De tastbare voordelen van integratie die Europa zijn burgers (werknemers) belooft, blijven daardoor zichtbaar uit.
Lees ook: EU-akkoord over detachering brengt ‘fairness’ terug op agenda
De Brexit, die opnieuw onderstreept hoe hoog de weerstanden tegen arbeidsmobiliteit – ‘de Poolse loodgieter’– kan oplopen, was de directe aanleiding voor het Commissie-voorstel. Het is terecht dat de Commissie bij de vormgeving van het agentschap terughoudend is, want veel sociaal beleid kan nationaal blijven. Zij moet dan wel verzekeren dat regeringen hun toezicht op nationale en Europese regels op orde hebben.
De weerstand komt van veel kanten. Oost-Europese landen vrezen dat hun ‘comparatief voordeel’ (goedkope arbeid) geschaad wordt en vermoeden Frans of Nederlands protectionisme. Noordelijke landen wantrouwen bemoeienis met nationaal beleid en nóg een EU-instituut ligt politiek lastig.
Het voorstel is daarom nu zo voorzichtig geformuleerd dat een tandeloze tijger zou ontstaan: een weliswaar ruim bemenst agentschap, dat echter alleen vrijblijvend coördineert tussen lidstaten.
De Commissie verdient lof dat ze onderdelen van het Europese sociale beleid aanpakt, ook al blijven haar ambities bescheiden gezien de brede weerstand. Nederland wil altijd betere handhaving van Europese regels. Daarom moet het de ondankbare taak op zich nemen om de Commissie en de lidstaten ervan te overtuigen dat Europese samenwerking op dit terrein meer vraagt dan een tandeloze tijger. Er is meteen een goede gelegenheid: deze donderdag praat de vaste Kamercommissie voor Europese Zaken met Marianne Thyssen, Eurocommissaris voor Sociale Zaken en Arbeidsmobiliteit.
Toezicht op markten, en zelfs op de gevoelige arbeidsmarkten, vereist effectieve Europese samenwerking. Een Europees agentschap voor de arbeidsmarkt is eindelijk weer eens iets in de EU om voor te vechten. De vraag is nu of de Tweede Kamer, mede in het Nederlands belang, de plannen zo wil aanscherpen dat er een agentschap komt dat de oplossing van problemen dichterbij kan brengen.
Adriaan Schout is hoofd Europese studies aan Instituut Clingendael in Den Haag.
Dit artikel is gepubliceerd in NRC op 11 april 2018.